Een boek op je vakgebied in je moedertaal waar je toch geen snars van begrijpt. Mijn vakgenoten hebben het ook allemaal gekocht, maar niemand heeft het tot dusver 100% uitgelezen. Niemand heeft er ook een uitgesproken mening over, niemand doorgrondt het helemaal, maar iedereen voelt dat we hier te maken hebben met een meesterwerk. Absoluut een boek in de buitencategorie, om het nog even in Tour de France termen te houden, en de grote kanshebber om als managementboek van het jaar te worden gekozen. En terecht! Wim van Dinten verdient de Bolletjestrui en die is in dit bijzondere geval meer waard dan de Gele Trui.
Het voorwoord moet veel medewerkers aanspreken: vanaf de jaren 90 zag je regimes (Van Dinten spreekt over regimes als hij het management bedoelt die de lakens uitdeelt) die in modellen denken en van hun medewerkers wensten dat zij zich als knecht zouden gedragen conform die 'gedachte' werkelijkheden. In organisaties ontstaan geleidelijk twee lagen: één die de organisatie stuurt in termen van modellen en één die zich bezig houdt met de dagelijkse realiteit.
Daartussen zitten hijgende middle managers die proberen die twee werelden te verbinden. Dat lukt niet, ze komen in een spagaat en daarmee is een hoop verklaart in termen van vluchtgedrag (ziektewet, WAO, voor jezelf beginnen of het MKB in). Hoe heeft het zover kunnen komen? Hoe kan het zijn dat het topmanagement het gevoel voor de realiteit heeft verloren (denk bijvoorbeeld aan de topsalarissen)?
Van Dinten gebruikt daar negen hoofdstukken voor die ieder op zich al een boek zijn. Het boek gaat over 'organiseren' en de lezer krijgt vier vormen van organiseren aangereikt: (1) rationaliseren en overtuigen, (2) construeren en macht, (3) normeren en sociale samenhang en (4) stavolutie en gevoel voor realiteit.
Momenteel zitten we in een tijd, begin 21e eeuw, waarin 'Construeren en Macht' duidelijk de overhand heeft. We organiseren en reorganiseren ons kapot en toch gaat de inhoudelijke kwaliteit van het werk en van het milieu steeds verder achteruit. De ene interventie lokt de andere uit, we worden er bovendien steeds afhankelijker van. De managers construeren/ontwerpen modellen (een gedachte realiteit) en leggen die met veel machtsvertoon over de dagelijkse realiteit heen en creëren daarmee een eigen schijnwerkelijkheid (denk aan Enron).
Eerst wordt er een ideale inrichting van de organisatie gedacht en vervolgens is er pas daarna aandacht voor een manier van inrichten van handelingen van mensen in die organisatie. Dit alles vanuit het oogpunt van (1) nog meer nut, (2) nog efficiënter en (3) nog meer functionaliteit en dat terwijl managers ondertussen steeds minder verbonden zijn met de werkvloer. Ze zijn wel steeds meer verbonden met nieuwe managementconcepten, nieuwe producten, nieuwe technologie, nieuwe klanten etc
Van Dinten maakt duidelijk met talloze voorbeelden dat managers op die manier een zeer beperkte wijze van betekenis geven aan organiseren. Nog sterker dat daarmee heel veel betekenisgeving in organisaties wordt verwaarloosd en de clue zelfs wordt gemist. En wat doen de mensen op de werkvloer ondertussen? Ze schrijven op wat het regime graag wil horen (denk aan Ahold), maar waar ze zelf geen enkel geloof in hebben (ze moeten immers dingen aan hun baas kunnen 'verkopen'). Dit alles is niet eenvoudig te voorkomen of te veranderen. Het regime zou bijvoorbeeld meer oog moeten krijgen voor stavolutie; hoe zijn betekenissen in de tijd (evolutie) feitelijk ontstaan en gestapeld (de wordingsgeschiedenis)?
Als je intervenieert vanuit een economische functionaliteit, wat maak je dan allemaal kapot aan zinvolle betekenisgeving waar je helemaal geen weet van hebt? We ordenen de wereld om ons heen op basis van vooringenomenheid. Van Dinten onderscheidt vier vormen van vooringenomenheid (referentiestelsels), ik breng het hier even terug tot twee: externe en interne oriëntatie. De extern georiënteerde leeft zich in en tracht in verbinding te treden met de wereld om hem/haar heen. Je bent onderdeel van een groter geheel en daar hou je vanzelfsprekend rekening mee. De intern georiënteerde neemt zijn eigen oordeel steeds als uitgangspunt (ik vind ..., ik heb ...., ik wil ....en vooral ik wil opschieten en vooruitkomen).
De intern georiënteerde gaat de wereld om hem/haar heen ordenen om zijn/haar zin te krijgen en doet desnoods alsof hij/zij extern georiënteerd is ('het gaat hier om de mensen'). De combinatie 'intern georiënteerd' en 'construeren en macht' verklaart veel hoe de westerse wereld momenteel functioneert: ongevoelig voor de omgeving, ik wil mijn zin krijgen en het moet zo georganiseerd worden zoals ik heb geleerd op de Angelsaksische managementopleidingen (MBA). De resultaten kennen we inmiddels: denk onder andere aan de NS (rondje om de kerk), de intensieve veehouderij, de gezondheidszorg en het onderwijs.
Men is er zelfs trots op dat men in de uitvoering van het eigen model geen rekening hoeft te houden met wat voor een ander betekenis heeft. Het is ook in de wereldpolitiek herkenbaar: Irak. Hoe zet ik de wereld naar mijn hand? Waarom is het nu zo'n lastig boek om te lezen? Wim ontwikkelt zijn eigen taal en afkortingen om de realiteit te beschrijven (stavolutie, dynamiteit, animiseren, helix, hicu, locu, ioaz, eovz, etc). Daardoor krijg je soms onbegrijpelijke zinnen waarin al deze woorden worden gecombineerd. Kortom: je moet je ook in zijn taalgebruik inleven.
De waarde van het boek is dat eindelijk eens duidelijk wordt dat 'organiseren' niet synoniem is met ' regelen' (in allerlei procedures en handboeken etc.). Als je primair organiseert vanuit een interne oriëntatie met de MBA-managementboeken in je hand dan erodeer je de sociale samenhang. Het lijkt me goed dat beleidsmakers (managers en politici) zich dat eens gaan realiseren. U kunt nu beter weten, maar het lezen van dit boek is wel een hele Tour. Zo realistisch moeten we ook wel weer zijn.