Guido Valkeneers, Steven Mestdagh en Tim Benijts, alle drie docent in het hoger onderwijs in Vlaanderen presenteren hun boek als een naslagwerk voor bachelor studenten en professionals die meer inzicht willen krijgen in hoe mensen in organisaties functioneren en welke leiderschapsstijl wanneer het meest effectief is. We spraken Guido Valkeneers.
Wat was de (belangrijkste) reden om dit boek te schrijven? Er was toch al een – bijzonder succesvol – boek over organizational behaviour?
Het klopt dat er in het Nederlands meerdere handboeken Gedrag in organisaties bestaan. In ons boek staan we uitgebreid stil bij de psychologische aspecten van het organisatiegedrag, terwijl de overige boeken hun oorsprong vinden in een managementopleiding en een bijbehorende managementbenadering. In die zin bespreken we in dit boek wat de gevolgen zijn voor de medewerkers. Vandaar dat we een extra hoofdstuk over emoties, stress, burn-out en werkbaar werk hebben geschreven. Bovendien verschilt dit boek van de overige boeken over organisatiegedrag doordat het geschreven is na de coronacrisis, waardoor bijvoorbeeld telewerken uitgebreid aan bod komt. Tot slot het boek heeft een heel ander prijskaartje dan de overige boeken. Die kosten 50 tot 75 procent meer aan de lezer. In die zin kunnen we spreken over een studentvriendelijke prijs.
Voor een boek over organisatiepsychologie had u de keus uit oneindig veel theorieën en modellen. Op grond van welke criteria heeft u de uiteindelijke keus gemaakt?
Er is in feite geen keus gemaakt. We geven een overzicht van een veelheid van theorieën. In het hoofdstuk over motivatie wordt vooral aandacht besteed aan de zelfdeterminatietheorie, maar de vroegere motivatietheorieën komen eveneens aan bod.
Het lijkt me toch niet verkeerd wat kritische noten bij sommige theorieën te plaatsen. U schenkt bijvoorbeeld aandacht aan de teamtheorie van Bruce Tuckman, terwijl die geen wetenschappelijke onderbouwing heeft. De theorie staat ook al sinds 1965 ter discussie.
Het is juist dat dit model van ontwikkeling van groepen enkel een theoretisch model is. De moeilijkheid bestaat erin om dat statistisch te onderbouwen. Wellicht is dat heel moeilijk, zo niet onmogelijk. De kritiek op dit model kwam eigenlijk vooral van Tuckman zelf. Aan het eind van mijn Tuckman verhaal staat geen relativering, maar je kunt deze wel vinden in het desbetreffende hoofdstuk. Voeg er nog aan toe dat een terugval in deze fasen ook mogelijk is en de kritiek is compleet. De theorie van Maslov werd ook nooit wetenschappelijk onderbouwd, omdat het statistisch niet mogelijk is om dat aan te tonen. Maar het model wordt wel algemeen aanvaard. Hetzelfde is aan de hand met het model van Tuckman.
Ook een studieboek voor het hoger (tertiair) onderwijs moet gebaseerd zijn op relevante didactische uitgangspunten. Welke waren dat in uw geval?
We hebben geprobeerd een boek te maken voor bacheloropleidingen in de menswetenschappen en economisch georiënteerde studierichtingen. Vandaar dat het aantal referenties beperkt werd. Het geheel is verlevendigd met illustraties waardoor het een aantrekkelijk boek wordt. Dankzij LannooCampus is het een prachtig boek geworden. Het boek heeft geen e-learn module, maar docenten die overwegen om het boek voor te schrijven kunnen beschikken over een verklarende begrippenlijst, slides, video’s, mc items, opdrachten, enzovoort.
Richt u zich specifiek op hbo- of op universitaire bacheloropleidingen? Dat maakt namelijk in de benadering van de materie nogal wat uit.
Het boek richt zich voornamelijk tot de studenten van de hbo-opleidingen. Vandaar dat er veel aandacht besteed werd aan een duidelijke taal, met niet te veel wetenschappelijke verwijzingen. Het geheel werd verrijkt met tal van illustraties. Dergelijke illustraties passen wellicht minder in een boek dat gericht is op universitaire opleidingen.
U belooft in uw woord vooraf een praktische oriëntatie. Hoe heeft u deze belofte vorm willen geven? Mij viel namelijk vooral het theoretisch karakter ervan op.
Elk hoofdstuk start met een openingscase waarin de theorie van het hoofdstuk aan bod komt of vragen gesteld worden die daarin behandeld worden. Bovendien wordt de theorie in elk hoofdstuk rijkelijk geïllustreerd met casussen. Maar het is juist dat er veel theorie aan bod komt. Daar is toch niets mis mee! Een goede organisatiepsycholoog baseert zijn interventies op theoretische inzichten. De casussen illustreren enkel de theorie.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.